Hulpverleningspunten
Veiligheid:
is het belangrijkste onderdeel van de hulpverlening. Risico’s vermijden of tot een minimum beperken is erg belangrijk. Hierbij is rust en overzicht van groot belang.
Letten op gevaar:
Dit blijft tijdens de hele hulpverlening een heel belangrijk punt. Uiteraard blijf je allereerst voor jezelf zorgen en dan pas voor anderen.
Iedere situatie die je als eerste hulpverlener of BHV-er tegenkomt, is anders. Hierdoor moet je in iedere situatie anders handelen.
Alarmeren:
Voor acute hulp maar ook bij twijfel of een ambulance nodig zal zijn, bel je 112. Het snel bellen van 112 in een levensbedreigende situatie, een ongevalssituatie en/ of bij een bewusteloos persoon is van levensbelang.
Bij een mobiele telefoonverbinding wordt eerst gevraagd “welke hulpdienst er nodig is en vervolgens waar”. Daarna word je direct doorgeschakeld naar de meldkamer in je regio. Mocht je niet weten waar je bent, geef dat dan aan. De centralist van de meldkamer zal toestemming vragen om gebruik te mogen maken van je locatiegegevens van je mobiele telefoon. Bij een alarmering met een vaste telefoonverbinding wordt deze direct naar de juiste regiocentrale doorverbonden.
Deskundige centralisten stellen veel vragen uit standaard protocollen en zullen je telefonisch coachen tijdens jouw hulpverlening. Naast de ambulance kan ook een arts op een motor naar het incident worden gestuurd. Soms zorgt politie voor begeleiding van de ambulance of wordt tevens de brandweer ingeschakeld op basis van de informatie.
Voor het vertrouwen van het slachtoffer is het belangrijk dat je jezelf voorstelt en je handelingen uitlegt. Het helpt om aan te geven dat je kennis hebt van hulpverlening en dat je bij het slachtoffer blijft.
Acute zorg:
Het stelpen van een ernstige bloeding en starten van een reanimatie is het belangrijkste wat de hulpverlener direct moet starten omdat beide situaties leiden tot een levensbedreigende situatie.
Om te voorkomen dat je slachtoffer zich niet goed gaat voelen ten gevolgen van pijn of bloed zien, is het belangrijk dat hij niet kan vallen. De hulpverlener zorgt er vervolgens voor dat er niet meer verwondingen kunnen ontstaan, hiervoor wordt het gevaar zo mogelijk direct weggehaald of afgeschermd. Bij alle handelingen voorkom je contact met het bloed van het slachtoffer. Het bloed van het slachtoffer wat in contact komt met slijmvliezen of een niet gesloten huid van de hulpverlener kan leiden tot een besmetting van ernstige ziekten. Draag daarom bij wondverzorging, ter bescherming van jezelf, handschoenen en neem je contact met je huisarts op als je bloedcontact vermoed.
Het kan noodzakelijk zijn dat een slachtoffer direct medicatie krijgt. Dit is geen eerste hulphandeling maar een mantelzorghandeling. Het verschil is hierbij dat een mantelzorger vooraf instructie heeft ontvangen en er afspraken gemaakt zijn over wat, wanneer en hoe toe te dienen en een eerste hulpverlener heeft eerder geen instructie gehad. Uiteraard mag je altijd als eerste hulpverlener bij het slachtoffer wat nog instaat is zelf eigen medicatie toe te dienen, helpen bij de handeling. Dit kan door bijvoorbeeld iets uit een tas te pakken. Je mag geen medicatie in opdracht van het (onbekende) slachtoffer of omstanders toedienen.
Volgorde van het in veiligheid brengen:
In eerste instantie let je altijd op je eigen veiligheid, 112 bellen is ook hulpverlenen. Je benadert het ongeval alleen als dit veilig kan. Niemand heeft er iets aan als je zelf ook slachtoffer wordt.
Ook let je op de veiligheid van de omstanders. Denk aan omstanders in de rook bij een brand of aan achteropkomend verkeer bij een aanrijding. Geef ze aanwijzingen en wijs op de gevaren. Wees overtuigend maar maak er geen strijd van als ze niet je aanwijzingen opvolgen.
Als laatst komt de veiligheid van het slachtoffer. Ga altijd eerst na of je het gevaar weg kan nemen. Een draaiende machine stil zetten of een gevaarlijke stof verwijderen bijvoorbeeld. Ga een slachtoffer niet onnodig verplaatsen. Zo kan je het letsel niet verergeren. Ligt het slachtoffer op de spoorrails, in chemische stoffen of op een weg, is er instortingsgevaar of misschien zelfs ontploffingsgevaar, dan is zijn veiligheid (en deze van jezelf als je daar hulp wilt blijven verlenen) in gevaar en moet je proberen hem naar een veilige plek te brengen. Doe dit alleen als je eigen veiligheid bij deze verplaatsing niet in gevaar komt. Verplaatsen van een slachtoffer doen we met de vervoersgreep van Rautek, als dat mogelijk is. In een noodsituatie is het toegestaan om ook andere sleeptechnieken zo snel en veilig toe te passen bij het verplaatsen.
Beschermingsmiddelen:
Verder zijn er nog allerlei middelen om jezelf te beschermen. Voorbeelden zijn: handschoenen, fluoriserend hesje, helm, oordopjes. Heb je ze nodig, draag ze dan ook.
Denk aan je eigen veiligheid.
Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert:
Dit kan door te vragen en te kijken. Vragen kan aan het slachtoffer als deze aanspreekbaar is en/of aan omstanders als die er zijn. Kijk ook naar “stille getuigen”. Op deze manier kun je een inschatting maken of er nog steeds gevaar dreigt en wat er mogelijk met het slachtoffer gebeurd is. Stille getuigen zijn voorwerpen of dingen die zonder dat ze kunnen praten, vertellen wat er gebeurd kan zijn.
Soms kan het zijn dat een slachtoffer zijn/ haar letsel anders inschat door de schrik (adrenaline) en het nog niet voelen van (pijn)klachten. Mocht je twijfelen aan de antwoorden van het slachtoffer of je zorgen maken over de wens van het slachtoffer om de ongevalsplek te verlaten, neem dan langer de tijd voor het slachtoffer op de plek zodat de eerste reacties ( oa. door de adrenaline) afzakken en er meer inzicht komt in het (mogelijke) letsel.
Help het slachtoffer op de plaats waar je hem/haar aantreft. Ga een slachtoffer niet onnodig verplaatsen. Verplaatsen is alleen toegestaan als er nog gevaar dreigt. Met het verplaatsen zou je meer letsel kunnen veroorzaken of het aanwezige letsel kunnen verergeren. Natuurlijk geldt dit niet voor een kleine verwonding.
Als het letsel nog onduidelijk is, levensbedreigend of je verwacht dat een arts nog een behandeling moet geven dan mag het slachtoffer geen eten of drinken krijgen.
Helaas is de wond van het slachtoffer al besmet met bacteriën. Dit vindt plaats zodra de huid beschadigd. Door goede wond verzorging helpen we de besmetting te beperken. Afhankelijk van de conditie van het slachtoffer en de soort verwonding is soms medische hulp nodig om een infectie te voorkomen cq te beperken. Bij verwondingen met straatvuil denken we ook aan het risico van tetanusinfectie (kinderen tot 19 jaar zijn (vaak) door het vaccinatieprogramma beschermd).
Het bieden van beschutting is noodzakelijk voor bescherming tegen onderkoeling maar ook tegen oververhitting. Voor bescherming tegen onderkoeling kan gebruik worden gemaakt van een reddingsdeken (zilveren zijde aan de zijde van het slachtoffer), jassen, dekens, paraplu’s tegen regen ed. Tevens geeft het bieden van beschutting een gevoel van bescherming. Hierbij zorg je dat het hoofd wordt ingepakt en het gezicht vrij blijft voor een vrije ademhaling.
Indien het slachtoffer niet kan bewegen, vouw je de (reddings)deken (en dergelijke) zoveel mogelijk om het slachtoffer heen.
Bescherming tegen oververhitting kan je realiseren door het maken van schaduw. Zorg is goed in een noodsituatie maar teveel belangstelling kan ongewenst zijn voor het slachtoffer. Geef toeschouwers taken (zoals bijvoorbeeld het halen van een verbandtrommel of dekens en het opvangen van hulpdiensten. Daarnaast laat je zorgen dat zij op een gepaste afstand blijven.
Verleen hulp ter plaatse, indien mogelijk, anders breng het slachtoffer naar een veilige omgeving